- Mijn Dingen
- Wageningen
- Koeien
- Eilanden
Detail van Gelre. Vereeniging tot beoefening van Geldersche Geschiedenis, Oudheidkunde en Recht. Bijdragen en Mededeelingen. Deel XLVIII. 1946 |
|
Gelre. Vereeniging tot beoefening van Geldersche Geschiedenis, Oudheidkunde en Recht. Bijdragen en Mededeelingen. Deel XLVIII. 1946 Arnhem, Vereeniging Gelre, 1946. Geïllustreerd, softcover, octavo, 24,5x16,1cm, 256 pp. Stichting tot bescherming van Praehistorische Cultuurmonumenten in Gelderland. Veertiende Jaarverslag, 1944.: 7. Oudheidkamer van Wageningen. De toestand van deze Oudheidkamer is al jaren lang in hooge mate onbevredigend. Aanvankelijk was zij ondergebracht in het Nederlandsch Landbouwmuseum, waar een behoorlijke localiteit te harer beschikking stond. De gevechtshandelingen in de Meidagen van 1940 veroorzaakten geringe schade. Slechts één bronstijdurn ging verloren. Daarna begon de lijdensgeschiedenis. Het Landbouwmuseum wenschte venwege ruimtegebrek de Oudheidkamer niet langer in haar gebouw te huisvesten. De praehistorica werden toen in de vitrines ondergebracht naar het Hotel 'De Wageningsche Berg', waar zijn nog eenigen tijd door het publiek te bezichtigen konden worden (De latere oudheden en de bibliotheek werden voor het grootste deel opgeborgen op den zolder van het politiebureau. Zij kunnen in dit verband buiten beschouwing blijven). In november 1942 werd echter het hotel gevorderd ten behoeve van het geëvacueerde Streekziekenhuis voor Kennemerland. De oudheden moesten weder overgebracht worden en bevinden zich sedert dien ten huize van de voorzitter der Oudheidkamer, d.w.z. de urnen staan op twee schappen op den zolder van een koetshuis, de vitrines met kleinere voorwerpen in een broeikas. Het herhaalde vervoer heeft de herkomst van eenige voorwerpen onzeker gemaakt, doordat veel voorwerpen van hun bijbehoorende etiketten werden gescheiden. Op verzoek van het bestuur der Oudheidkamer en in overleg met het Rijksbureau voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek te Leiden heb ik sedert het voorjaar van 1943 van tijd tot tijd eenige uren besteed aan een inventarisatie van de verzameling. In den zomer van 1944 waren nagenoeg alle voorwerpen op fiches beschreven en de belangrijkste afgebeeld. Het is een gunstige bestiering van het lot geweest, dat de verzameling ook de krijgsgebeurtenissen van 1944/1945, waarbij Wageningen ten tweeden male zwaar werd getroffen, zonder aanzienlijke schade heeft overleefd. Eén urn is gebroken, een paar andere zijn beschadigd door inslaande granaatscherven, maar alle zijn gemakkelijk te herstellen. De voorwerpen in de broeikas hebben vele maanden in het water gelegen, maar hebben daarvan, naar het zich laat aanzien, toch geen kwade gevolgen ondervonden. Hoewel ik nog geen gelegenheid heb kunnen vinden, alle voorwerpen met de beschrijving op fiches te vergelijken, krijg ik den indruk, dat niets van eenig belang ontbreekt. De vitrines zullen één dezer dagen uit de broeikas naar een zolder ten huize van één der andere bestuursleden worden overgebracht. Een redelijke goede bewaring van de voorwerpen is hiermede weliswaar verzekerd, maar het blijft in hooge mate te betreuren, dat deze zeer belangrijke collectie geen beter onderdak kan krijgen en niet door het publiek bezichtigd kan worden. Haar belang ligt vooral in een groote verzameling urnen en andere voorwerpen, afkomstig uit een laat-Romeinse, vroeg-Frankisch grafveld aan den Diedenweg ten oosten van Wageningen, door Holwerda in 1927 ontgraven en beschreven in de Oudheid. Mededeelingen van het Rijksmus. v. Oudheden te Leiden, N.R. IX (1928), p. 82. Het is te hopen, dat het gemeentebestuur van Wageningen het belang van de Oudheidkamer inziet en bij den wederopbouw van de stad een bescheiden localiteit voor haar zal willen reserveeren. Zij is dit ten volle waard. p. 83-89. Opmerkingen over de plaatsnamen op -ingen en -hem in Gelderland, door Dr. B.H. Slicher van Bath. Naar zoekformulier |